‘De wegvliedende droom’

(11) Misschien is de mededeling te heftig: het is net vitamine C, het verhoogt het weerstandsvermogen, maar je hoeft het niet te gebruiken, je kunt het zo van je af laten vloeien. Het is niet opdringerig, da’s het aangename van wit licht. Iemand anders laat je in een zeepbel doorgaan, als je maar doorgaat. Maar als het te ‘spiritualitoe’ wordt, zeg het mij. Hou ik het zakelijker.
9 uur geleden · Privacy: · Vind ik leuk ·
Peter le Nobel
‎(10) Zit iemand weer zuur naar haar te kijken. Hup, douche wit licht over haar heen. Da’s geen ouderwets bidden. Dat is spiritueel design. Woehahaha.
10 uur geleden · Privacy: · Vind ik leuk ·
Peter le Nobel
‎(9) Na het bidden waren ze uit. ‘You don’t like light’.’ No, you take them’. Ik: ‘They were for you.’ Maar tijdens het bidden waren ze aan. Zo is daar schaamte, en licht. Vandaar dat ik niet met godsdienst werk.
10 uur geleden · Privacy: · Vind ik leuk ·
Peter le Nobel
‎(8) Ik had er niet op gerekend. Ze is wat vroeger thuis. Terwijl ze zich waste, heb ik twee waxinelichtjes aangestoken bij haar bidplek. Het gaat allemaal door.
10 uur geleden · Privacy: · Vind ik leuk ·
Nelle Boer
ha peter, heeft u mijn mailtje nog ontvangen? :)
10 uur geleden · Vind ik leuk ·  · Vriendschap bekijken
Peter le Nobel Zou mooi zijn, de NBB-bokaal. Als die sollicitant (commerciele man) nou echt waard is wat-ie zegt… Ik kijk of-ie me morgen belt.
10 uur geleden · Vind ik leuk
Nelle Boer haha
10 uur geleden · Vind ik leuk
Peter le Nobel
‎(7) Maar ik vond het ook een leuk ding. Helemaal voor haar. Niet zo’n truttige, figuratieve Kaabatoestand, maar paars, met een mooie stoere pijl erop. Kaaba in strak design.
10 uur geleden · Privacy: · Vind ik leuk ·
Peter le Nobel
‎(6) Maar ik vind het wel leuk dat blijft bidden op ‘mijn’ bidkleedje (uitgezocht voor haar voor ze overkwam). De verkoper overhandigde het met een plechtig gezicht: ‘Bismillah!’. Het was geloof ik cadeautje 2 (altijd een ketting, cadeau 1). maar ze vond het leuk. Ach ja.
penDoor Nelle Boer
Met het wenden van haar blik waait de droom mee het raam uit. In de leunstoel tegenover haar zetelt de man die alles kapot heeft gemaakt door  zichzelf te zijn en door niets anders. Dicht staan zijn schoenen bij de hare, lelijk dichtbij, het puntje van zijn veter heeft zich tegen die van haar gevleid. Als hij slaapt kijkt ze naar zijn borst, hoe het opveert en hoe het langzaam inzakt, zou het ooit stil beneden blijven liggen?
Zij weet dat de dingen over het algemeen niet mooi zijn, vaak lelijk verlopen of eindigen en hij weet dat niet. Klonk zelfs tijdens de gesprekken met de specialist over zijn voortschrijdende, dodelijke ziekte opgewekt. Dat kan niet en dat mag niet, denkt zij dan. ‘Schreeuw het nou eens uit!’, roept ze wel eens in zijn gezicht, maar dan kijkt hij alleen maar wat ontredderd terug.
Soms komt hij even naast haar staan, in de keuken bijvoorbeeld, om dan onzeker zijn hand op de kromming van haar rug te leggen. Een enkele blik is genoeg om hem van zijn ideeën af te brengen. In zijn ziekenhuisbed boog hij zich zelfs even naar haar toe, waarschijnlijk om haar te testen. Drong de ziekte zijn hoofd maar binnen om de gedachten te doen opzwellen en ze tot iets wezenlijks te maken, kon hij maar begrijpen hoe lelijk hij de dingen maakt.
Lang geleden heeft iemand het begrip geluk bedacht, waar nog steeds geen mens een duidelijke definitie van heeft kunnen geven en waar gruwelijke oorlogen door zijn ontstaan.
En buiten haar raam liggen de takken en bladeren te roesten tot zij geheel verdwenen zijn, tussen de rode knoesten door laveert haar droom, op weg naar ongrijpbaar zijn.
Schoof hij zijn voeten maar wat naar achteren of zijn leunstoel.
Het raam wordt iedere week gelapt en zorgvuldig drooggewreven. Hij blijft er met zijn vieze tengels van af, mocht hij ooit zo gek zijn het te wagen. Als er een voor het blote oog nauwelijks waar te nemen vlekje op komt, dan is zij de eerste die daar staat te boenen. Liters spiritus en talloze trekkers staan opgestapeld in de metershoge kasten voor je weet maar nooit.
En zelfs de droom denkt: “Weg van hier!”.
Zigzagt tussen de donkere staken door, wil zich verstoppen achter een stronk maar wordt opgemerkt. Raast verder, de verte tegemoet.
Hij kan niets. Zelfs de stropdas moet zij hem nog om de nek vlechten. Zij doet het geduldig,  vooral om hem er van te doordringen, dat hij haar zelfs nodig heeft voor het leggen van een knoop. Als zijn brilglazen vies zijn, legt zij hem dat uit.
De rubberbanden van de trekkers scheuren snel, daarom moeten er tijdig nieuwe ingeslagen worden. Zoals gezegd, de metershoge kasten liggen er vol mee. Ze moeten het raam schoon en de droom helder houden.
De droom zelf kapseist, helt over naar links, buigt zich naar rechts, wankelt. Duikt vervolgens naar voren, springt de lucht in en land ergens tussen het waarneembare en het inktzwart.
In zijn schuurtje maakt hij onnuttige dingen, de kinderen doen alsof ze er blij mee zijn, maar bergen het snel weg als zij bezoek krijgen. Het komt haar huis niet in, zelfs niet wanneer de weersomstandigheden daar om vragen en de dingen die hij maakt vochtig zullen worden, krom zullen trekken. Dan had hij het schamele geluk dat zij eerder nog kende maar niet moeten vernietigen.
Zij regelt zijn pillen en sjoemelt er nog wel eens mee, geeft een extra harttablet en soms een spuit minder. In de hoop dat hij sneller aftakelt en zij alleen kan zijn met haar droom. Strafbaar wellicht, maar dat wat hij haar heeft aangedaan niet minder.
En hij, hij is het niet. Kon het ook nooit worden. Hij kijkt hetzelfde raam uit als zij en ziet heel andere dingen. De boomnaalden aan de overkant en de glinsterende baksteenkorrels erachter. De flauwe reflectie van zijn vervormd gezicht, een absurde grijns en het onnatuurlijk wit van zijn kunstgebit.
Verderop danst haar droom dartel tussen de dode takken door de duisternis in.
Zij schreeuwt het ineens uit, grijpt de man tegenover haar bij de oren. Rukt eraan, roept iets van ‘Nee, ik wil dit niet!’ en krijst nog wat door voor ze tot bedaren komt. Klampt zich dodelijk vermoeid aan de leunstoelleuningen vast. Springt in gedachten het kraakheldere raam door, de wegvliedende droom achterna.

Biografie Nelle Boer

Nelle Boer
Nelle Boer

Nelle Boer is geboren op 14 maart 1982 in Zwolle, Overijssel.

In 2006 studeerde Nelle Boer af aan ArtEZ, Academie voor Beeldende Kunsten te Zwolle als Autonoom Beeldend Kunstenaar. Sindsdien werkt hij als professioneel kunstenaar en heeft een bijbaan als thuiszorgmedewerker.
De gedichten die Nelle Boer rond zijn zestiende schreef bleken voor hem op een gegeven moment korte verhalen te zijn die veel breder uitgewerkt konden worden, hij breidde gedichten uit tot korte verhalen, korte verhalen tot langere verhalen en uiteindelijk ontstond een boek, dat op dit moment in een ver stadium van uitgave is.
Voorliefde voor taal heeft Nelle Boer al sinds hij zich kan herinneren en het schrijven van welgeformuleerde zinnen doet hem altijd goed.
Nelle Boer is de vaste schrijver van de nationaleboekenblog.nl Dit is zijn vierde bijdrage. Zie ook zijn verhalen ‘Gedicht voor Merel’, ‘De Peperbus en de doodswens die zij aanwakkert’ en ‘Het wil maar niet gezellig worden’.

One Reply to “‘De wegvliedende droom’”

  1. Dag Nelle,

    Nauwkeurig beschrijf je een huwelijk. Of is de droom het onderwerp? Wat afschuwelijk goed beschreven.
    Waarom horen en lezen wij mensen liever de goede verhalen?
    Zo van: En zij leefden nog lang en gelukkig.
    Vragen genoeg.

    Liefs,

    Elen.

Comments are closed.