Den Haag – Op 17 augustus 2025 is het 80 jaar geleden dat Indonesië de onafhankelijkheid uitriep. Pas vier jaar later erkende Nederland deze onafhankelijkheid officieel. Deze gebeurtenissen vonden hun weerslag in de literatuur, en de literatuur droeg op haar beurt bij aan de vorming van een Indonesische, Indische en Nederlandse identiteit.
Het Literatuurmuseum / Kinderboekenmuseum in Den Haag deed hier onderzoek naar en presenteert vanaf 17 augustus een tentoonstelling over deze wisselwerking: Omdat we geleefd hebben en nog steeds bestaan – Literaire perspectieven op de Indonesische onafhankelijkheid. Op Literatuurlab.nl is bovendien een reeks verdiepende artikelen over dit onderwerp te lezen.
Het archief van het Literatuurmuseum / Kinderboekenmuseum is divers en meerstemmig. “Er is door de jaren heen altijd op een brede manier geacquireerd”, vertelt Hoofd Collecties Bertram Mourits, “ook als het om minder bekende namen ging. Dankzij het werk van onze conservatoren kunnen we behalve aan het perspectief van pakweg Couperus en Haasse ook aandacht besteden aan schrijvers als Basuki Gunawan, Raden Mas Noto Soeroto of Suwarsih Djojopuspito. En dat is nog maar het begin, deze tentoonstelling is wat ons betreft het vertrekpunt voor verder onderzoek naar de literatuur tussen Indonesië en Nederland.”
Eerste, tweede en derde generatie
In de tentoonstelling Omdat we geleefd hebben en nog steeds bestaan komen uiteenlopende perspectieven op de dekolonisatie van Indonesië aan bod. Schrijvers van wie de levensgeschiedenis raakt aan (de)kolonisatie, zowel van de eerste, tweede als derde generatie, delen verhalen en archiefmateriaal. Onder meer het werk van Mohammed Hatta, Noto Soeroto, Beb Vuyk, Frans Lopulalan, Margaretha Ferguson, Lin Scholte en Alfred Birney komt in de tentoonstelling aan bod.
‘Omdat we geleefd hebben en nog steeds bestaan’
Een van de thema’s is meerstemmigheid. Woorden zijn immers nooit neutraal en vertellen vaak een eenzijdig verhaal. De Indonesische schrijver en kunstenaar Lala Bohang omschrijft dit treffend in een brief aan de Nederlands-Indische schrijver en historicus Lara Nuberg in In haar voetsporen. Een reis langs de erfenis van Nederlands-Indië: ‘Een gezichtspunt is relatief. Het is afhankelijk van waar iemand is geworteld en welk perspectief hij heeft. Mensen die in Nederland als oorlogshelden worden beschouwd zijn boven vanuit Indonesisch perspectief en vice versa.’
Debat over woorden
De woordkeuze om te omschrijven wat er is gebeurd, is in de afgelopen decennia tegen het licht gehouden. ‘Politionele acties’ als omschrijving voor het militaire ingrijpen in Indonesië verbloemde waar het werkelijk om ging, namelijk een oorlog. En een term als ‘Bersiap’ wordt tegenwoordig vaak als een containerbegrip gebruikt voor de hele dekolonisatieperiode, maar dat is niet correct. Het debat over woorden is illustratief voor de complexe, meerstemmige, (post-)koloniale geschiedenis: elk gezichtspunt is relatief.
Literatuur van nu
De gevolgen werken werken nog altijd door en dat lees je dus ook terug in de literatuur van nu. In de tentoonstelling worden onder meer verschillende citaten getoond van dichters van de derde generatie Dewi de Nijs Bik, Ellen Deckwitz, Robin Block en Malou Holshuijsen. In haar bundel Indolente (2023) schrijft De Nijs Bik bijvoorbeeld het volgende:
‘maar ik gebruikte ook maar de taal
het gerei dat voorhanden was
omdat dit gevraagd werd (vraag)
omdat we geleefd hebben (antwoord)
en nog steeds bestaan:
identiteiten met koppelteken’
Monument voor de Indisch-Nederlandse cultuur
De titel van de tentoonstelling – Omdat we geleefd hebben en nog steeds bestaan – is een eerbetoon aan Tjalie Robinson, ook wel Vincent Mahieu geheten (beide pseudoniemen van Jan Boon, 1911-1974). Met zijn literaire en journalistieke oeuvre zette hij een monument voor de Indisch-Nederlandse cultuur neer. Hij was de drijvende kracht achter het tijdschrift Onze Brug, dat later Tong-Tong ging heten en sinds 1978 verschijnt onder de naam Moesson.