Verhaal: Een thuis in Jaffa

– Door Arjan El Fassed

‘Hebben ze hem al gevonden?’ Naji’s vader loopt zenuwachtig door de woonkamer. De ochtendzon baant zich een weg naar binnen. Het is rustig op straat.

Naji probeert zijn vader te kalmeren, maar ook hij is ongerust. Ze hebben al een paar dagen niets van opa Khaled gehoord. De oude man voelde zich al een tijd niet lekker, maar weigerde naar een dokter te gaan. Naji is zeer gehecht aan zijn grootvader en luistert altijd met veel plezier naar zijn verhalen. Over zijn jeugd, en over Jaffa, waar hij is opgegroeid. Naji heeft Jaffa nog nooit gezien. Toch zegt hij, als hem gevraagd wordt waar hij vandaan komt, steevast: ‘Jaffa.’

Opa Khaled groeide op in een huis vlak bij de zee. Als kind speelde hij dagelijks tot zonsondergang in de tuin. Zelfs na decennia in Balata te hebben gewoond, kon opa Khaled zich elke steeg in Jaffa herinneren. Hij vertelde geregeld over hoe hij in de winter met vrienden sinaasappels ging plukken en hij tekende vaak voor Naji de klokkentoren, de fonteinen en de poorten langs de weg naar Jeruzalem en Nabloes.

‘Hij kan nooit ver weg zijn’, zegt Naji. ‘Opa Khaled komt nooit de stad uit.’

Zijn vader draait zich om en loopt de kamer uit. Hij weet zich geen raad. Hij heeft iedereen in Balata en Nabloes gesproken die zijn vader kent. Niemand weet waar hij is. Vanochtend was vader vroeg opgestaan en van het vluchtelingenkamp Balata naar het centrum van Nabloes gelopen. Hij was in het koffiehuis geweest waar opa Khaled dagelijks te vinden is. Het ‘parlement’, zoals het koffiehuis in de volksmond wordt genoemd, is een plek waar oude mannen herinneringen ophalen, waterpijp roken, thee drinken en vooral praten over politiek. De vrienden van opa Khaled hadden hem niet gezien.

In de tijd dat opa Khaled opgroeide, was Jaffa de grootste stad in Palestina. Jeruzalem was weliswaar het spirituele centrum, maar Jaffa, een handelscentrum, de poort voor pelgrims, bekend om zijn sinaasappels, was de belangrijkste politieke en culturele stad. In Jaffa werden tientallen kranten, tijdschriften en boeken gedrukt. In de haven werd rijst en suiker verscheept en zeep, olijfolie en specerijen vonden hun weg naar verre oorden. De schoonheid van de stad, de bruid van de zee, inspireerde schrijvers, dichters en andere kunstenaars. Er waren theaters, bioscopen en een grote verscheidenheid aan culturele en literaire verenigingen.

De verhalen van opa Khaled gingen over de Kananieten, die de stad de ‘prachtige’ hadden genoemd en hij vertelde dat de naam Jaffa komt van de zoon van de profeet Noah, die volgens de overlevering de stad had opgebouwd na de zondvloed. Hij vertelde over Jona, die Jaffa in een boot verliet richting Tarsis in Andalusië, terwijl God hem had opgedragen naar Mosul in Irak te gaan, hoe Jona overboord sloeg en werd opgeslokt door een walvis. Opa Khaled dacht dat in Jaffa de Griekse legende over Andromeda was ontstaan, over een jonge vrouw die vastgeketend zat aan een rotswand bij de zee en die bevrijd werd door Perseus. Ook vertelde hij over de haven, een van de oudste ter wereld, genoemd door Hiram, de koning van Tyrus, die aan Salomo liet weten dat hij de ceders van Libanon langs de kust zou verschepen naar Jaffa, zodat ze vandaar konden worden verscheept naar Jeruzalem.

’Ja’, zei opa Khaled dan, ‘Jaffa is een bijzondere stad die veel heeft betekend in de wereldgeschiedenis. Wist je dat Marcus Antonius de stad schonk aan zijn geliefde Cleopatra? En dat de apostel Paulus logeerde in het huis van Simon de leerlooier en daar een wonder verichtte? De stad werd talloze keren veroverd door grote namen als farao Thoetmozes, Hercules, Amr Ibn Al Aas, Al Zahir Baibars – de Vader van de Armen -, de Assyrische koning Sanherib, Alexander de Grote, de Romeinse keizer Vespasianus, Ibrahim Pasha en Richard Leeuwenhart, de zoon van Hendrik. Zelfs de verwoestende veldtocht van Napoleon Bonaparte bereikte Jaffa. Hij noemde het een oase niet ver van het paradijs, maar vernietigde toch de stadsmuren.’

Alles wat Naji weet over Jaffa heeft hij gehoord van opa Khaled. Hij leerde hoe opa met zijn gezin in 1948 was gevlucht en uiteindelijk in Nabloes terechtkwam. Hij hoorde hoe in het voorjaar van 1948 de havenstad was aangevallen en hoe de inwoners van Jaffa in de richting van de haven waren gedreven. Opa Khaled vertelde hem hoe mannen en vrouwen in paniek met kleine boten de steden probeerden te ontvluchten. Haifa was toen al gevallen. Andere inwoners van Jaffa verlieten de stad te voet. Degenen die zich konden bewegen in voertuigen hadden geluk. Opa Khaled reed zijn gezin met zijn oude Volkswagen naar de westoever van de Jordaan. Hij wist zijn familie nog net op tijd in veiligheid te brengen. Sinds deze catastrofe woont de familie in Balata, het grootste en dichtstbevolkte kamp in Palestina. In dit kamp, dat slechts twee vierkante kilometer omvat, te midden van dertigduizend vluchtelingen, werd Naji geboren.

Naji heeft de zee nog nooit gezien. Door de verhalen van zijn opa heeft hij de wens ooit naar Jaffa te gaan. Hij ziet zichzelf al lopen over de promenade, uitkijkend over de zee in de hoop een walvis te zien. Ook wil hij de kerken zien die gebouwd zijn door Armeniërs en Grieken.

Militaire wegversperringen om Nabloes en Balata, en het verbod om te reizen naar het oude Palestina, het Israël van nu, maken Naji’s reis naar de oorspronkelijk Palestijnse havenstad onmogelijk. Als hij als joodse jongen was geboren in een willekeurig ander land had hij eenvoudig op elke plek in Israël, zelfs in Jaffa, kunnen zijn.

’s Avonds kan Naji niet slapen. Hij is onrustig. Als hij zijn ogen sluit, ziet hij de verhalen van opa Khaled. Hij ziet het familiehuis waar opa in de tuin speelde, vanwaar hij de zon in de zee zag dalen. Het huis bestaat nog steeds. Er wonen nu immigranten, zonder dat ze het huis van hem hebben gekocht. Zij leven in het huis dat opa en zijn broers hebben gemetseld. Zij eten van de fruitbomen die Naji’s familie heeft geplant en van de grond die zijn vader heeft bezaaid. Zij kwamen, schoten, verbrandden, bliezen op, duwden en dreven uit. Zij kwamen en vernielden zelfs de stenen. Opa Khaled zei eens: ‘Zij wilden ons doen verdwijnen, maar het lukte hen niet. We leven en dat is het voornaamste.’

De volgende ochtend wordt Naji gewekt door zijn vader. Met betraande ogen kijkt hij Naji aan.

‘Ze hebben hem gevonden’, zegt hij met een trillende stem.

Een voorbijganger had hem gezien. Opa Khaled is gestorven. Hij was een paar dagen geleden vertrokken uit Nabloes en hij overleed op een bankje voor zijn huis in Jaffa. Opa Khaled is thuis.

____

 

‘Een thuis in Jaffa’ verscheen in Land van Reigers: De winnaars van de El Hizjra Literatuurprijs 2009 (Van Gennep, 2009).

Arjan El Fassed (1973) is zoon van een Palestijnse vader en een Nederlandse moeder, werkte voor diverse mensenrechtenorganisaties in Palestina en is de auteur van ‘Niet iedereen kan stenen gooien: Een Nederlandse Palestijn op zoek naar zijn wortels en identiteit (Uitgeverij Nieuwland, 2008)