Luc Martens schrijft zich de ziel uit zijn lijf

‘Hoop op stille muren’ beste debuut sinds jaren

Door Thierry Deleu

Oostduinkerke – Luc C. Martens (°1956) liep middelbare school te Brugge. In de periode 1975-1980 studeerde hij aan de Universiteit Gent en is er tot op heden als voltijdse academicus aan verbonden. In 1981 vestigde hij zich in Deinze. hoop op stille muren is zijn debuutbundel. Normaliter laat ik de lezers van mijn recensies mee genieten van mijn analyse, dissectie, vragen, twijfels, en pas daarna geef ik mijn oordeel, maar voor deze bundel maak ik graag een uitzondering: hoop op stille muren is een poëtisch meesterwerk van stijlzuiverheid. Dat durven te schrijven van een debuutbundel!

hoop op stille muren lijkt verslag te doen van wat voorbij is: de levensreis van een kind dat zich voorbereidt op volwassenheid. Ik noem het ook de balans van wat is geweest, met een voorzichtige vooruitblik op wat komen kan.

De gedichten hebben een buitengewone stilistische en thematische consistentie, geschreven in een klassieke poëtische taal en stijl. Het maakt zijn poëzie tot één van de meest intrigerende van het laatste decennium. Het is een geslaagde poging om, met de ervaringen van een ‘wassend kind’ het mysterie te ontcijferen door zich er aan gelijk te maken.

Kleine details en grote gebeurtenissen groeien in hoop op stille muren uit tot een universum waarin persoonlijke ervaringen en emoties samenvallen met realiteit en fantasie. Zijn eigen innerlijke wereld en de buitenwereld zijn op organische wijze met elkaar verbonden. Het lijkt alsof hij zijn voorbije eigen innerlijke wereld herleeft, waardoor hij veel ellende om zich heen op een afstand kan houden.
De in zichzelf gekeerde dichter laat zich meevoeren naar de geschiedenis van zijn familie, zijn ouders, zijn eigen jeugdervaringen. hoop op stille muren is ei zo na een hallucinerende reis door zijn verleden en de eerste ervaringen met de toekomst. Op poëtische wijze beschrijft hij de volwassenwording van de jongen.

Raakvlakken met wetenschap

Op het eerste gezicht lijken er tussen wetenschap en poëzie weinig raakvlakken te zijn. Toch is er weinig verschil te voelen. En neen: wetenschap verdrijft de schoonheid niet en poëzie verstoort de wetenschap niet.

De grootste gemeenschappelijke deler tussen poëzie en wetenschap is dat ze beide graven in de (innerlijke en/of uiterlijke) werkelijkheid. Weliswaar op een totaal verschillende manier: wetenschap volgens een gecontroleerde methode en geënt op feiten en ondubbelzinnigheid, poëzie volgens een ontsporende methode en geënt op gevoel en interpretatiemogelijkheden. Maar het doel is hetzelfde.

Wetenschap werkt naar waarheid toe en poëzie maakt de omgekeerde beweging: dat is een zoektocht naar schoonheid. Ze komen elkaar onderweg tegen, ook in de gedichten van Luc C Martens.

Is het schrijven van een gedicht geen (soort van) wetenschappelijk experiment? De dichter heeft het gevoel dat het gedicht bestaat en hij moet het nauwkeurig weergeven. Hij is de meeuw op de vissersboot.

Toneelstuk

hoop op stille muren telt acht afdelingen (luiken, ik zoek steeds naar het juiste woord hiervoor): ‘proloog’, ‘in de echo van het onvolmaakte’, ‘er was enkel sneeuw’, ‘de glazen leeg’, ‘puin van U’, ‘drijven op schrijfzand’, ‘hoop op stille muren’ en ‘envoi’.

In hoop op stille muren liggen negenendertig gedichten ingebed tussen een ‘proloog’ en een ‘envoi’. Beide gaan over plannen maken, dromen, zoeken, vinden. De bundel lijkt opgebouwd als een toneelstuk met bedrijven en entr’actes. Spelen wij allemaal toneel? De ander maakt dat je anders doet? Heeft de dichter met opzet de bundel dramatisch opgebouwd?

Sterk opvallend is het decor waarin ‘het eerste bedrijf” zich meestal afspeelt: de nacht. De dichter heeft het over het donker (p. 11), mijn avondlied (p. 13), de sterrenhemel is gedoofd (p. 17). In de verte hoor je de echo van het onvolmaakte (van p. 9 tot 18). Hij treurt om wie hij heen ziet gaan, in vlees of geest: als peuter kreeg je levenslang (p. 15), herfst sluipt vruchteloos in mijn huis (p. 16), terwijl ik haar weggeef (p. 18).

In ‘het tweede bedrijf’ dat door de dichter wordt aangekondigd als ‘er was enkel sneeuw’, is het ochtend: ik drink dauw van ochtendbomen (p. 21), het gezicht van ochtend (p. 22), dat lucht ook blauw kan zijn,/dat men wakker wordt van kippen (p. 24).

En als ‘de glazen leeg’ zijn (3de bedrijf) komt de leeftijd parten spelen, de acteurs worden oud, zij gebruiken ‘doodse’ taal, zoals: doorgezakt, opgedroogd, vergeeld, verdord, belegen (p. 31), vermoeid (p. 32), diepe groeven, archief (p. 33). De dood loert om de hoek: hij vertrok, zonder pijn, de glimlach afgelegd (p. 34), de dood is oneerlijk (p. 35).

Na de pauze blijft de scène dramatiek uitstralen op de zaal, op de lezer, op de dichter zelf in het 5de luik “drijven op schrijfzand” (van p. 43 tot 50): gedichten voor vader Lieven Martens, onderwijzer-dichter die overleed in het jaar 2000. (In 1986 gaf Kofschip-Kring de bundel Poëzie concertante uit met gedichten van Fernand Florizoone, Adriaan Berkhout, Ton Luiting en Lieven Martens.)

‘drijven op schrijfzand’ bevat gevoelige poëzie. Gedichten die je soms rillingen bezorgen. Over de meester van het oude hout (p. 45). Wanneer ‘vader vertrekt’, geeft de begeesterde meester teken (p. 47):

vader vertrekt

nu ik door je haren blader

duren jouw laatste uren langer dan de dagen.

je smalle heupen dragen voor ons

het verloren gewicht van de herfst.

verdronken blazen de longen jodium noch berkenlucht,

je armen vlerkdun. droevig nadert de winter

je gegroefd gezicht, nog even ben je

je vermeende vingerknip,

de begeesterde meester geeft teken, hij vertrekt

(p. 47)

De zaal, het publiek, de lezer wordt er stil van. Zij krijgen gevoelige poëzie voorgeschoteld, die nu en dan ook beangstigend is.

Verhullend schrijft de zoon: niemand zag mij op hem lijken (p. 49). Vader was een punctuele, strenge man: zijn vingerknip, zijn blik (p. 45), de vermeende vingerknip (p. 47), hij dicteert (p. 49).

Groei

In het ‘bedrijf’ dat de titel gaf aan de bundel hoop op stille muren vertelt de dichter over zijn groei van kind naar puber en volwassene: ik trap geen bal meer, het kind in mij is op (p. 53), ik neem feilloos de klip (p. 54), de kinderen het huis uit (p. 55).

hier sta ik dan, te jong om te winteren,

te oud voor een nieuwe lente.

(p. 56)

getaand van vele zomers

bekent mijn appelhuid het winterlicht

ik tel de dagen tot mijn winterslaap

en hoop op stille muren

(p. 57)

Het doek gaat dicht. De zaal is oorverdovend stil. Tot pal in het midden van het podium, op de centimeter precies, vanachter het doek de dichter verschijnt. Applaus weerklinkt. Hij buigt, vraagt met beide handen om stilte en zegt:

wanneer ik in mij ben

laat me dan dromen

over wat ik nooit geworden ben

wanneer ik in mij ben

laat me dan zoeken

naar wat ik nooit vinden mag

wanneer ik in jou ben

laat me dan huilen

om wat ik vinden moest

wanneer jij mij zult zijn,

weet, dat ik nooit uit jou zal zijn

(p. 65)

Hoop op stille muren van Luc C. Martens is zonder twijfel het beste debuut van de laatste jaren.

Martens’ werkterrein bevindt zich tussen de polen nacht en ochtend, tussen vader en vaderschap, tussen droom en werkelijkheid. Hij bezit het talent om tussen beide grenspalen afwisselend stemming en belevenis op te roepen, wat tot gevoelige poëzie leidt. 

Hij kijkt in het opklarend licht van de ochtend en zoekt er naar het beeld van de nieuwe dag. Voorzichtig maakt hij zich los van de geborgenheid van de nacht. Hij creëert een bedaagd uitzicht en vermoedt dat het de werkelijkheid is. In deze werkelijkheid hangt hij rouwportretten op rondom het afscheid van een vaderfiguur en tast naar een vervanger, zijn eigen spiegelbeeld. Hij zoekt zich een eigen houding aan te meten te midden van de dingen van vroeger en de dingen die hij nu beleeft.

Dit zoeken gaat traag vooruit en soms wekt hij bij de lezer (de toeschouwer, weet je nog) de indruk dat hij tot het nulpunt terug wil keren.

Er broeit conflict in, onder of boven deze op het eerste gezicht berustende bundel. In de volgorde van afdelingen en gedichten vindt de aandachtige lezer sporen van een zoeken naar een nieuw, meer volwassen evenwicht.

Innerlijke strijd

Ik blijf deze bundel lezen als het toneel van een herkenbare innerlijke strijd. Wat bij Martens opvalt, is de vaststelling dat stemmingspoëzie zoals hij die beoefent, niet lijkt op die van een dichter die zijn stem gladstrijkt om te mijmeren. Hij overtuigt, omdat hij personages ter beschikking heeft en zelf personage is.

Hij staat voor de spiegel: in de spiegel zoek ik mij weer te verrijzen (p. 56). Hij heeft als voorbeeld een (dichter-)vaderfiguur. Hij staat hij er niet alleen voor, hij telt levenden en doden. Hij is geen leerling zonder meester, hij heeft een stem.

Poëzie is voor Luc C Martens de plaats om zich door zijn eigen kleine hel te manoeuvreren, langs allerlei decors en schimmen, in de hoop op een ‘gelukkiger leven’.

Subtiel maar onmiskenbaar is de bundel opgezet als een toneel waarin de dichter zich uit de impasse van zijn dode uren (proloog) een uitweg zoekt.

Dat deze poëzie niet enkel een persoonlijke strijd uitvecht om de dood van een vader, of alleen de existentiële strijd om de kern van leven, om de kern van schrijven, maar dat het au fond ook draait om een filosofie, blijkt uit het onvredige zinnetje: sliep U, waar was U?

in deze haven van bedrog

werden zij puin van U

(p. 41)

En toch voel ik bij de dichter de ongedurige wil om te transformeren tot berusting: wil ik wachten tot de tijd uitvalt (p. 59) of: weet, dat ik nooit uit jou zal zijn (p. 65).

Dat Martens als dichter veel in zijn mars heeft, blijkt eruit dat hij dit conflict tot in zijn taalhantering inwerkt. Weinig dichters is het gegeven om persoonlijke ervaringen en emoties op te tillen naar een universeel niveau. Zijn romantische poëzie is progressief en universeel, zij biedt een spiegel waarin ieder mens zijn innerlijke wereld herkent. Zijn gedichten zijn doordrenkt met de grote momenten in een mensenleven, maar evenzeer met de bescheiden schoon- en lelijkheid van alledag.

De poëzie van het bestaan is altijd en overal. Zij bestaat uit waarnemen, kijken, luisteren, ervaren, beleven. Maar ook uit handelen, inspireren, interpreteren en creëren. Luc C. Martens slaagt erin zijn ‘boodschap’ op geloofwaardige wijze te laten stollen tot poëzie.

—-

coverluccmartens[1]Luc C. Martens, hoop op stille muren, gedichten, Berghmans Uitgevers, 2012, ISBN 978 9070959 93 7 – www.luccmartens.be – luc.c.martens@telenet.be