‘Wij gaan allemaal naar de maan’

Paul Verhuyck – Inmiddels op aarde
Elf jongens uit een eindexamenklas van een gymnasium. April 1958. De wereld ligt aan hun voeten. Maar toch pleegt de een na de ander later zelfmoord. Soms ligt het er duidelijk bovenop, met een jachtgeweer, soms treedt de dood subtieler in, bijvoorbeeld door in eenzaamheid weg te rotten. Paul Verhuyck beschrijft genadeloos hun einde in ‘Inmiddels op aarde’, maar niet zonder op eloquente en erudiete wijze door hun levens te meanderen…
Door Peter le Nobel
“Het is een bespiegeling van hoe de wereld sinds april 1958 veranderd is. Alle evidenties van toen zijn niet meer zo evident; de realiteit wordt maatschappelijk gemaakt en telkens opnieuw in een consensus gegoten. Zo is een van de hoofdpersonen een homo tegen wie nu anders wordt aangekeken dan toen. De leerlingen zaten op een school waar geen drugs waren, geen meisjes zaten, en nu is het omgekeerde het geval. Verandering van evidenties is in feite het thema van het boek. Het is het verhaal van alle mensen: als je jong bent krijg je bepaalde dingen mee en later, als je volwassen wordt, komen die dingen op de helling te staan en komen er barsten in de muur.” Ook in mijn roman Moord door geboorte (1993) heb ik de figuur van een vriend beschreven, die zijn idealen uit de jaren 60 één voor één laat vallen – of ziet afbrokkelen.
Paul Verhuyck raakte geïnspireerd door zijn eigen schooltijd, en creëerde een hoofdpersoon, Frederik, die op zijn 71e terugdenkt aan zijn 17e. ’Saai, de jaren vijftig van de cooljazzen Thelonious Monk? Saai, de beatgeneration? De tijd dat het existentialisme de wereld overspoelde. Het absurde toneel van Ionesco, Beckett, Adamov, Vian… De chansons van Brassens, Brel, Ferré. Saai? De atonale poëzie in Nederland, en in Antwerpen, de Gard Sivik, de Nevelvlek, de Tafelronde…’ ( p. 20) Zo gaat de schrijver nog even door met zijn opsomming. “Tegenwoordig is het in de grachtengordel bijna verplicht om te zeggen dat de jaren vijftig saai waren en de jaren zestig heel swingend. En dan vind ik het leuk om dwars te liggen.”
Elke keer als er weer een klasgenoot overlijdt, wordt een scene op de maan opgevoerd waar zij die hem zijn voorgegaan hem verwelkomen. Een ‘ongewilde reünie’ zoals Verhuyck zegt.
Streamer: ‘Als het niet waar is, dan is het toch knap gevonden’
“Ik zeg het al in de eerste zin van het boek: ‘Er zijn nog altijd mensen die zich afvragen wat er na de dood gebeurt, waar we na onze dood naartoe gaan. Toch is dat simpel. Dan gaan we naar de maan.’ Alles gaat naar de verdoemenis. De hoofdstukken in het boek volgen zich steeds als een drieluik op: ‘Maan’, ‘April 1958’ en ‘ Inmiddels op aarde’. Mijn uitgangspunt was dat het lichaam staat voor de aarde en de ziel voor de maan, terwijl de geest uiteindelijk verbrand wordt door de zon. Ik heb een eigen neomythologie gemaakt, gebaseerd op de Griekse filosofie en het boeddhisme. Ik heb nogal veel wereldbeelden in mijn leven meegekregen, en ik ben wel door ze gefascineerd, maar ik vraag me niet altijd af of ze wel waar zijn, maar wel of ze een goede interne coherentie hebben. Zoals een Italiaans spreekwoord zegt: ‘Se non è vero, è ben trovato’- ‘Als het niet waar is, dan is het toch knap gevonden.’
Het is zoals de leraar oude talen Delaroche er tegenaan kijkt, een van de weinige leraren op school tegen wie de klasgenoten opkijken: ‘Kijk, jongens, er was literatuur en leven. Literatuur was voor de levenden en daarnaast was er een gemakzuchtig afschijnsel, het leven zelf, voor zombies, barbaren en ongeletterden’ (p. 191).
“Als schrijver projecteer je allerlei zaken op die figuur om hem ‘bigger than life’ te maken. Delaroche moet echt boven alle anderen uitsteken. In de praktijk kom je één tot hooguit twee van die droomdocenten tegen. Het mooiste verhaal van Delaroche vind ik persoonlijk dat over Heraclitus, die weer vertelt dat het noodlot wordt bepaald door een baby die met bikkels speelt. Heraclitus suggereert zelf dat hij die baby is. Uiteindelijk heb ik Delaroche een beetje die rol van Heraclitus gegeven.”
Verhuyck heeft al te veel wereldbeelden gezien om er een uit te kiezen. “Ik neig misschien naar het boeddhisme, maar ik durf dat niet hardop te zeggen, want ik zou er veel meer over moeten lezen. Wat het boek betreft: als je het zou vergelijken met science fiction, dan zou je het kunnen beschrijven als metafysische fictie. Het is een avontuur van de geest langs fictieve wereldbeelden waaruit je eclectisch plukt, terwijl het verhaal flink is aangedikt, want het leven is veel gematigder.”
<met info boek>

Paul Verhuyck – Inmiddels op aarde

Paul Verhuyck heeft al te veel wereldbeelden gezien om er een uit te kiezen.
Paul Verhuyck heeft al te veel wereldbeelden gezien om er een uit te kiezen.
Graauw – Elf jongens uit een eindexamenklas van een gymnasium. April 1958. De wereld ligt aan hun voeten. Maar toch pleegt de een na de ander later zelfmoord. Soms ligt het er duidelijk bovenop, met een jachtgeweer, soms treedt de dood subtieler in, bijvoorbeeld door in eenzaamheid weg te rotten. Paul Verhuyck beschrijft genadeloos hun einde in ‘Inmiddels op aarde’, maar niet zonder op eloquente en erudiete wijze door hun levens te meanderen…
Door Peter le Nobel
“Het is een bespiegeling van hoe de wereld sinds april 1958 veranderd is. Alle evidenties van toen zijn niet meer zo evident; de realiteit wordt maatschappelijk gemaakt en telkens opnieuw in een consensus gegoten. Zo is een van de hoofdpersonen een homo tegen wie nu anders wordt aangekeken dan toen. De leerlingen zaten op een school waar geen drugs waren, geen meisjes zaten, en nu is het omgekeerde het geval.”
“Verandering van evidenties is in feite het thema van het boek. Het is het verhaal van alle mensen: als je jong bent krijg je bepaalde dingen mee en later, als je volwassen wordt, komen die dingen op de helling te staan en komen er barsten in de muur. Ook in mijn roman Moord door geboorte (1993) heb ik de figuur van een vriend beschreven, die zijn idealen uit de jaren 60 één voor één laat vallen – of ziet afbrokkelen.”
Jaren vijftig
Paul Verhuyck raakte geïnspireerd door zijn eigen schooltijd, en creëerde een hoofdpersoon, Frederik, die op zijn 71e terugdenkt aan zijn 17e. ’Saai, de jaren vijftig van de cooljazz en Thelonious Monk? Saai, de beatgeneration? De tijd dat het existentialisme de wereld overspoelde. Het absurde toneel van Ionesco, Beckett, Adamov, Vian… De chansons van Brassens, Brel, Ferré. Saai? De atonale poëzie in Nederland, en in Antwerpen, de Gard Sivik, de Nevelvlek, de Tafelronde…’ ( p. 20) Zo gaat de schrijver nog even door met zijn opsomming. “Tegenwoordig is het in de grachtengordel bijna verplicht om te zeggen dat de jaren vijftig saai waren en de jaren zestig heel swingend. En dan vind ik het leuk om dwars te liggen.”
Elke keer als er weer een klasgenoot overlijdt, wordt een scene op de maan opgevoerd waar zij die hem zijn voorgegaan hem verwelkomen. Een ‘ongewilde reünie’ zoals Verhuyck zegt.
‘Als het niet waar is, dan is het toch knap gevonden’
“Ik zeg het al in de eerste zin van het boek: ‘Er zijn nog altijd mensen die zich afvragen wat er na de dood gebeurt, waar we na onze dood naartoe gaan. Toch is dat simpel. Dan gaan we naar de maan.’ Alles gaat naar de verdoemenis. De hoofdstukken in het boek volgen zich steeds als een drieluik op: ‘Maan’, ‘April 1958’ en ‘ Inmiddels op aarde’. Mijn uitgangspunt was dat het lichaam staat voor de aarde en de ziel voor de maan, terwijl de geest uiteindelijk verbrand wordt door de zon. Ik heb een eigen neomythologie gemaakt, gebaseerd op de Griekse filosofie en het boeddhisme.”
“Ik heb nogal veel wereldbeelden in mijn leven meegekregen, en ik ben wel door ze gefascineerd, maar ik vraag me niet altijd af of ze wel waar zijn, maar wel of ze een goede interne coherentie hebben. Zoals een Italiaans spreekwoord zegt: ‘Se non è vero, è ben trovato’- ‘Als het niet waar is, dan is het toch knap gevonden.’
Droomdocent
Het is zoals de leraar oude talen Delaroche er tegenaan kijkt, een van de weinige leraren op school tegen wie de klasgenoten opkijken: ‘Kijk, jongens, er was literatuur en leven. Literatuur was voor de levenden en daarnaast was er een gemakzuchtig afschijnsel, het leven zelf, voor zombies, barbaren en ongeletterden’ (p. 191).
“Als schrijver projecteer je allerlei zaken op die figuur om hem ‘bigger than life’ te maken. Delaroche moet echt boven alle anderen uitsteken. In de praktijk kom je één tot hooguit twee van die droomdocenten tegen. Het mooiste verhaal van Delaroche vind ik persoonlijk dat over Heraclitus, die weer vertelt dat het noodlot wordt bepaald door een baby die met bikkels speelt. Heraclitus suggereert zelf dat hij die baby is. Uiteindelijk heb ik Delaroche een beetje die rol van Heraclitus gegeven.”
Metafysische fictie
Verhuyck heeft al te veel wereldbeelden gezien om er een uit te kiezen. “Ik neig misschien naar het boeddhisme, maar ik durf dat niet hardop te zeggen, want ik zou er veel meer over moeten lezen. Wat het boek betreft: als je het zou vergelijken met science fiction, dan zou je het kunnen beschrijven als metafysische fictie. Het is een avontuur van de geest langs fictieve wereldbeelden waaruit je eclectisch plukt, terwijl het verhaal flink is aangedikt, want het leven is veel gematigder.”
—-
omslagverhuyckPaul Verhuyck, ‘Inmiddels op aarde’, Uitgeverij De Arbeiderspers, 176 p., ISBN: 978 90 295 8891 1. Prijs: 18,95. E-book: 13,99 euro. Zie webwinkel.