Het mysterie van de boze, zwarte vrouw

fe– Peter le Nobel

Als een boek de laatste tijd wel veelbesproken en geruchtmakend is, dan is het wel ‘Alleen maar nette mensen’ van Robert Vuijsje. Menig zwarte vrouw leek woestkwaad te zijn geworden na lezing van zijn debuut. Seksistisch? Racistisch? Nee. Maar wat zit er in dat kleine hartje achter die grote, zwarte borsten? Wij zullen het niet weten.

De schrijver werd genomineerd voor de Libris Literatuurprijs en heeft inmiddels de Gouden Uil in de wacht gesleept. Vriend en vijand zijn het in ieder geval over één ding met elkaar eens: het leest als een tierelier of, zoals juryvoorzitter Guy Mortier het omschreef: “… swingt als een Afrikaanse tiet, in een ritme dat strakker zit dan een zwarte bil in een te kleine luipaardlegging.”

 De toon was daarmee gezet en menigeen las óf verrukt óf met boze, voorbedachten rade zijn roman. Met als gevolg een Irma Accord bijvoorbeeld in een uitzending van Pauw en Witteman die met tenenkrommende redeneringen trachtte aan te tonen dat het boek zowel racistisch als seksistisch was, en dialogen in het boek één-op-één toerekende aan de schrijver. Zij was niet de enige slechte lezer. Het is waar dat het boek autobiografische elementen bezit. Zo is zowel de schrijver als het hoofdpersonage David joods en opgegroeid in Amsterdam Oud-Zuid, maar nergens staat in het boek dat David dik is, zoals Stine Jensen beweert in de NRC Next. In de hele discussie worden vele zaken volmaakt door elkaar gehaald.

 Het begint met lezen: de 21-jarige David voelt zich niet thuis in de schijnheilige wereld van Amsterdam Oud-Zuid. Nu hij eruit ziet als een Marokkaan, krijgt ook hij geregeld te maken met een negatieve bejegening van de ‘alleen maar nette mensen’, de Nederlanders uit een gegoed milieu die met dit woord niet allochtonen bedoelen, en zeker geen Marokkanen. Hij zoekt een andere wereld op, de Bijlmer, en laaft zich aan de geneugten van de zwarte vrouw, in de verschijningsvorm van onder meer Rowanda, die zeker niet op haar mondje is gevallen.

 De lezer betreedt wonderlijke werelden, zowel die van Oud-Zuid als van de Bijlmer. Op hilarische, soms tragikomische wijze beschrijft Vuijsje hoezeer deze werelden van elkaar gescheiden zijn. Een stijlbloempje is deze dialoog tussen David en Rowanda:

 

Ik vroeg wat hosselen was.

Gewoon, hosselen, je weet toch.’

Ik wist niet.

Als ik niet wist, dan zou ik het toch niet snappen.

 

Hiermee wordt in een notendop de tragiek van onze multiculturele samenleving geschetst, zoals Vuijsje in diverse interviews heeft aangegeven. Mensen lopen door elkaar, maar niet met elkaar, en in het overbrengen van die boodschap is het boek zeker gelukt -meteen vanaf het begin, als je de proloog erop naslaat en de geestig beschreven opsomming van vooroordelen van alle groepen over en weer ziet, afgesloten met ‘Het zijn niet alleen Turken – alle mensen die ze allochtonen noemen zijn boos op Marokkanen, omdat die hun een slechte naam geven. Marokkanen zijn boos op iedereen.’

 Ook de schrijfstijl verdient alle lof: het verhaal verveelt dankzij zijn korte hoofdstukjes en de jongerentaal geen moment. Sms-berichten worden overgeseind en msn-gesprekken weergegeven zonder dat het obligaat overkomt. De schrijver weet alles gedoseerd toe te passen.

 Keurig op de gulden snede slaat het verhaal wel wat over de kop: de hoofdpersoon wordt steeds maniakaler in zijn zoektocht naar zwarte vrouwen en uiteindelijk achtervolgt hij ze zelfs tot in de wachtkamer van een zwangerschapskliniek. Een beetje kinky, maar vooral ongeloofwaardig. Juist op dat moment had Vuijsje, de schrijver nu inderdaad, zijn kans moeten pakken om een ander aspect uit te diepen.

 Als je dan toch het drama van de multiculturele samenleving wilt beschrijven, dan ontkom je niet aan het thema discriminatie. De neerbuigende opmerkingen van zijn vrienden over zwarte vrouwen vormen daarbij wel een fraaie illustratie, maar wat mij betreft had een scène over het voegen van de daad bij het woord, bijvoorbeeld afwijzingen bij sollicitaties of de toegang weigeren bij discotheken niet mogen ontbreken.  Juist dit sluipende gif wat in Nederland vaker voorkomt dan wij toe willen geven, kan voor een deel de in zichzelf gekeerde cultuur in de Bijlmer verklaren, en bijvoorbeeld ook de verbittering van Janine, de moeder van Rowanda, die niet alleen boos kan zijn om de slavernijgeschiedenis. Robert Vuijsje kent die stille razernij; hij heeft het al beschreven in het boek en zei het nog maar eens in die uitzending van Pauw en Witteman: er is een ingehouden woede waarbij de schrijver nu vandaag doelwit is. Zal hij het vooraf slechts vagelijk hebben geweten, na alle ophef is hij zeker met zijn neus op dit feit gedrukt.

 Er viel in het boek meer uit het thema van de zwarte vrouw te halen, met haar woede over de discriminatie en de gevolgen van armoede, de ‘down to earth’ mentaliteit om zich te handhaven, gemixt met de creoolse cultuur, met de ambivalentie van vrouwen tegenover relaties met mannen, die zo makkelijk wordt versleten voor de clichématige promiscuïteit. ‘Ik doe tough, vóór jij dat doet.’ Vuijsje had dit meesterlijk kunnen beschrijven, voldoende subtiel, zonder in zwaarwichtige uitleg te vervallen. Het kwam voor in het boek, dankzij de tirades van Rowanda die geen zin meer had in ‘liegmannen’. Had het een onsje meer mogen zijn?

 Naast dit kritiekpunt ook een punt van lof: Vuijsje heeft op een treffende manier een maatschappelijk thema aangesneden, wat in de Nederlandse literatuur soms ver te zoeken is. Dat laatste is een terechte constatering van neerlandicus Thomas Vaessens, als beschreven door Bas Heijne in zijn boekbespreking over ‘De revanche van de roman’ van Thomas Vaessens (NRC Boeken). Hij stelt dat ‘door de voortdurende nadruk op het tijdloze en autonome karakter van de grote literatuur een fatale afkeer (is) ontstaan van alles wat met de actualiteit te maken heeft’, met als sociale gevolg dat de ‘Republiek der Letteren’ is verworden tot een ‘benarde enclave’, ‘een folkloristische subcultuur die zichzelf koestert met rituelen waarin buiten de muren van de enclave niemand meer gelooft.’ Engagement is geen wet van Meden en Perzen. Mooi om het mooi mag, maar laten we ons daartoe toch niet beperken in een samenleving waarin de ene integratiediscussie over de andere kredietcrisiszorg buitelt.

 Er zijn heel wat dichters en schrijvers die het verwijt kan worden gemaakt dat ze omwille van stijl en inhoud meer oude voorgangers hadden mogen lezen. Evenzo kan een verwijt gelden voor de dichters en schrijvers die in hun eigen wereld kruipen, en bijvoorbeeld nummers van TMF/MTV aan zich voorbij laten gaan die wel inspelen op de actualiteit. De literatuur kan geen eiland zijn.

 Terug naar het boek: er is veel te vertellen over de cultuur en achtergrond van de zwarte vrouw. ‘Alleen maar nette mensen’ licht een tipje van de sluier op, maar geeft geen compleet beeld van de zwarte vrouw. Wie de tragiek van de multiculturele samenleving wil beschrijven, zal daar ook niet aan toekomen. Andere boeken moeten daar kennelijk voor geschreven worden. Misschien in een tweede boek van Vuijsje, of in een boek van een nieuwe James Baldwin, de Amerikaanse schrijver die in fraaie beschrijvingen actuele kwesties in de tijd van dat moment aanhaalde en het dwalen van de zwarte man zo mooi beschreef.

 Reageer:

Weet er iemand een boek over een zwarte vrouw?

E-mail: info@nationaleboekenblog.nl